woensdag 27 maart 2013

‘Ga maar een deurtje verder’

Vorig jaar kocht ik een nieuwe bril. Een nieuwe bril is bij mij altijd een zoektocht van maanden. Ze zijn voor mij te duur om er een paar van op voorraad te hebben. Omdat ik hem dagelijks draag moet hij PERFECT zijn.

Na maanden zoeken had ik dus eindelijk De Bril. Bij het opmaken van de kosten kwam de vergoeding ter sprake. En hoera, een meevaller, vertelde de opticiën! Omdat ik de bril kocht bij zijn winkel, winkel X , kreeg ik nog eens een extra korting van € 50,00 bovenop de vergoeding van de zorgverzekering . De opticiën had namelijk afspraken gemaakt met de zorgverzekeraar en hij kon mij deze korting geven. Was dat niet fijn?

Natuurlijk vond ik dat fijn.

Maar later viel het kwartje pas. Had de zorgeverzekeraar niet gewoon in de polis moeten vermelden dat ik 50 euro vergoed kreeg, behálve als ik hem kocht in een andere winkel dan firma X ? Pas als ik heel goed doorblader in de polis dan zie ik het staan: Maar dan heet het ineens ‘klantvoordeel’.

En wat nou als zijn buurman,  firma Y,  een bril had gehad die nog nèt een tikje leuker was geweest? En als ik nu bij firma X het hele bedrag vergoed had gekregen en bij firma Y niets? Had ik dan toch voor het tweedekeusmodelletje van firma X moeten kiezen? Dan was ik ineens een stuk minder blij geweest met mijn mooie nieuwe bril.

Luxeprobleem? Misschien wel. Ik kan weer goed zien. Dat is het doel. Maar een fijn gevoel over mijn uiterlijk is me ook heel veel waard.

Maar wat nu als het gaat om bijvoorbeeld een antisnurkbeugel? Voor een bepaalde categroie mensen valt dat niet onder luxe. Het hebben van een gezonde nachtrust is vrij essentieel voor een goed functioneren.

Stel, je hebt mazzel. Je eigen tandarts kan die beugels aanmeten en laten maken. Dat is heel fijn, omdat niet iedere tandarts daar gespecialiseerd in is. Je vertrouwt je tandarts, je weet dat hij een vakidioot en een perfectionist is, en toevallig zit zijn praktijk ook nog eens bij je om de hoek.
Maar wat blijkt? Deze tandarts heeft geen contract met jouw zorgverzekeraar. Jij mag  je beugel gerust bij hem laten maken, maar dan krijg je er geen cent van vergoed. Wel als je naar tandarts Z gaat. 25 kilometer verderop. En je hebt geen idee of je bij hem in net zulke goed handen bent als bij je eigen vertrouwde  tandarts.

Of wat nu als het gaat om meer voorkomende behandelingen, als kronen, protheses, wortelkanaalbehandelingen of vullingen?

Raar verhaal? Misschien wordt het in de nabije toekomst wel heel gewoon.

Artikel 13 

De regering heeft serieuze plannen om ‘artikel 13’ aan te passen in de zorgverzekereringswet.
Wat houdt dat in?

Dit houdt in dat zorgverzekeraars geen behandelingen meer hoeven te vergoeden als patiënten kiezen voor een zorgverlener die geen afspraken heeft met de zorgverzekeraar.

Bovendien wil de regering misschien wel het hele artikel 13 schrappen. Hierdoor komt de keuze van zorgaanbieder volledig bij de zorgeverzekeraar te liggen. De zorgverzekeraar kan dan, zo wordt gedacht, zorg inkopen tegen een scherpe prijs.

Maar is dit ook de beste zorg? En wat nou, als je al jaren tevreden bent over bijvoorbeeld je tandarts? Als je hem in vol vertrouwen de zorg voor je gebit in zijn handen kan leggen omdat je zeker bent van zijn kunde en oordeel?

Je kan in iedere situatie voorbeelden bedenken waarbij je niet de keuze hebt voor een arts die je vertrouwt, voor zorg dichtbij, of zorg die bij je past.

Wij kunnen ons ook voorstellen dat dit voor niemand een goed idee is. Niet voor de tandartsen, maar ook niet voor de patiënten zelf.

Vindt u dit ook geen goed idee?

Op de praktijk ligt een petitie klaar. Kom even binnenlopen en zet uw handtekening.
Of nog makkelijker, volg deze link en protesteer digitaal:  

woensdag 20 maart 2013

Poetsperikelen


Al vanaf het moment dat de tandjes doorkomen bij de kinderen, vind ik het best een lastig verhaal: het poetsen, het tandbederf, de strijd tegen erosie en gaatjes.
En ik denk velen met mij. Het continue wikken en wegen: wat sta ik toe, wat verbied ik en wat moeten ze.

Er werd op het consultatiebureau al uitgelegd dat mijn kinderen beter water konden drinken of thee zonder suiker. En liever geen flesje met limonade, zéker niet mee naar bed. Zodra de motoriek het toeliet gaf ik ze een gewoon bekertje om uit te drinken. Je bent gauwer geneigd om dat weer op te ruimen als de dorst gelest is (morsgevaar) en de zuuraanvallen op de tanden zijn dan minder lang.

So far so good. Maar de leeftijd waarop ze zelf konden gaan drinken, was ook de leeftijd waarop het snoepgoed eigenlijk zijn intrede deed. Ga eens een rondje over de markt met een dreumes in de buggie. Bij de notenman een doosje rozijntjes, bij de groenteman een mandarijntje, een koekje bij de bakker. Moet kunnen toch, voor een keertje?
Op het kinderdagverblijf gingen ze er gelukkig goed mee om. Daar werd het getracteerde snoepgoed  ongeopend ’s avonds mee naar huis gegeven. (Dat dat vervolgens in de auto werd bewaard en sneuvelde bij moeders snaaimomenten na een lange werkdag vertellen we er even niet bij).
We moesten oma opvoeden: uitleggen waarom cola uit den boze is (‘maar het is toch feest vandaag?’). Waarom ze met water net zo tevreden zijn als limonade. En waarom appelsap net zo slecht is als limonade.

Dan waren er de poetsmomenten. Ze zijn twee en ze zeggen nee. Ze zijn drie en ze willen nie. Hou het maar eens spontaan en gezellig als je peuters niet willen poetsen. Reken maar dat er een enorme truckendoos open is gegaan.

Toen de kinderen naar school gingen was het gesnoep nog minder te beperken. Snoep kopen deed ik zelf bijna nooit. Buitenshuis kwamen ze toch wel aan hun trekken. Tractaties op school, tractaties op de clubjes,  partijtjes… 
Veel ouders wapperden mijn bezwaren weg met: ‘Ach… die ene keer…’. 
Het bleef helaas niet bij die ene keer. Het was een bijna dagelijkse gang van zaken. En wat gruwelde ik als ze met een lollie thuiskwamen: ik zag geen lekkere lollie, maar een zuuraanval van ruim drie kwartier. Sommigen noemen het beroepsdeformatie, anderen bewustwording. Ik hou het op het laatste.
Inmiddels was dit ook de leeftijd dat mijn kinderen zelf wel vonden dat ze goed konden poetsen. Dat ik nog even napoetste? Onzin vonden ze dat… ze hadden zelf toch al gepoetst?

Gelukkig hadden we een strenge tandarts. Ja… dezelfde als u! En nee… het is voor je kinderen niet leuk om te horen als ze hun tanden niet goed hebben gepoetst. En dat je daar als ouder vervolgens op aangesproken wordt is nog minder leuk.  Want hé, wie zou er tot hun 9e jaar napoetsen? Juist ja… Maar ik vind het wel heel erg fijn als mijn  kinderen en ikzelf een keer of twee per jaar ons weer bewust worden van een goede poetstechniek. En met mij denk ik vele ouders.

Des te blijer ben ik ook met het nieuwe aanbod dat we hebben voor onze patiënten. Bij alle halfjaarlijkse controles voor gezinnen bieden we vanaf april de service om na de controle door de tandarts tijd in te plannen bij de assistente voor het geven ven een flouridebehandeling, voor het sealen van doorgekomen kiezen, en ook voor het geven van een goede poetsinstructie. Bij mij is gebleken dat het werkt als een paar keer per jaar de puntjes op de i worden gezet. En ik hoop natuurlijk dat ik , met het ouder worden, de touwtjes bij de kinderen los kan laten, en dat vanzelf de goede gewoontes inslijten.

En ja… loslaten… 
Mocht ik even de hoop hebben dat dat is gelukt? De middelbare schoolleeftijd komt eraan. Hoe braaf ik ook een flesje water en een trommeltje brood klaar zal zetten, op school zal dat waarschijnlijk in één rechte lijn in de kliko verdwijnen en ingeruild worden voor een blikje cola en een zakje chips. Ik kan alleen maar hopen dat het goede voorbeeld geven heeft geholpen. En dat een paar keer per jaar een instructie bij de tandartsassistente genoeg is om het laatste beetje bewustwording bij te brengen.